En met dat klussen begon het. Maar een klusje bij het circus is wel even heel wat anders dan thuis de borden op het aanrecht zetten, of sokken in de wasmand gooien. Ze begon te helpen met de dieren te voederen. Best ingewikkeld, want bijna ieder dier kreeg iets anders te eten, of weer een andere hoeveelheid. “Het is hier net een duur restaurant”, grapte de verzorger, “ieder krijgt precies wat ie nodig heeft.” Daar leek het inderdaad op, telkens weer het voer uitzoeken, afwegen en het naar het dier brengen. Ze versleepte balen hooi en stro, emmers met bix en granen, bakken vlees en onherkenbare andere brokken. Maar de dieren hadden het nodig, en daar ging het om.
Terwijl ze naar allerlei oefeningen keken, vertelde de wijze man nog over bepaalde ideen in het circus. Ondermeer dat fouten niet bestaan, maar je wel kunt leren. En dat als een ander iets kan, jij het kunt leren. Zo bestudeerde Jasmijn de clowns. Ze zag hoe zij door houdingen, bewegingen en gebaren van anderen na te doen, en deze te overdrijven, de lachers op hun hand kregen. En ze zag hoe de geitjes leerden over de liggende kamelen te springen. De acrobaten wilden Jasmijn graag hoog door de lucht laten vliegen, maar dat was nog een beetje hoog gegrepen, vond de wijze man. Alles op zijn tijd.
De hele gewone mannen en vrouwen van de ontbijttafel veranderden tijdens de acts. Zoals bij de meeste trainingen, zag ze dat ook bij de dompteur en de tijger. Zodra hij de kooi instapte, zag hij er ineens anders uit, groter, sterker en strenger. Zo’n leraar waarbij je het wel uit je hoofd laat om flauwe geintjes uit te halen.
Toen ze zachtjes aan de wijze man vertelde wat ze zag, knikte hij, “goed gezien”. “Vraag hem straks maar hoe dat kan.” En zo vertelde de dompteur dat op het moment dat hij de kooi instapt, hij zichzelf als een reus voelt. Een hele grote en sterke reus, maar wel een lieve reus. De kleine tijger is dan zijn speelkameraadje, en die doet precies wat de reus wil. En zoals zij dat aan hem gezien had, zo voelt de tijger dat dan ook.
En uiteindelijk was het moment daar. Jasmijn ging leren koorddansen. Bang keek ze omhoog. Daar, heel hoog bovenin de nok, zag ze het koord. O, wat eng. Ze zuchtte. Toen ze de wijze man zachtjes hoorde lachen, vond ze dat helemaal niet leuk. Tot ze doorhad waarom. “Als je iets gaat leren”, zei hij, “doe je dat eerst voor spek en bonen. Je mag dus eerst oefenen. Stel je eens voor, een piloot die direct een vliegtuig vol passagiers naar hun vakantiebestemming moet brengen.” “Of dat als je leert zwemmen, je gelijk in het diepe gaat”, vulde Jasmijn aan. “Klopt. Daarom hebben we in het circus voor het oefenen een oefensituatie.”
Eerst leerde ze op de grond hoe ze haar voeten het beste neer kon zetten, en hoe ze zichzelf in evenwicht kon houden met haar armen. Toen mocht ze even op het plateau van het oefenkoord gaan staan. Een trapje van drie treden voerde haar naar het plateautje op n meter hoogte. Van daar af kon ze met haar voet vast even wennen aan het gevoel van het koord onder haar voeten. Met de speciale schoentjes die ze aanhad, viel dat best mee. Nog weer even op de grond droogoefenen en dan echt, op het oefenkoord.
Toen leken de drie treden ineens wel heel ver, en met je voeten op het plateau was je hoofd toch wel erg hoog, vond Jasmijn. Ze keek naar beneden en merkte dat haar benen ineens zo raar voelden. Net alsof ze van spaghetti waren. Haar keel was droog. “Ik kan het niet” zei ze met een dunne stem, “dit is veel te moeilijk, het is eng. En ik heb het nog nooit gedaan.” Dat begreep de wijze man best. Toen ze weer beneden stond, vroeg hij of ze zoiets cht nog nooit had gedaan. “Vertel mij dan maar eens wanneer jij voor het laatst over een recht smal stukje hebt gelopen, zoals over een stoeprand.”
Ja, natuurlijk kan ze dat. Ook dacht ze direct terug aan haar gymnastieklessen. Ze was best goed op de balk. En een stoep, dat is echt een makkie. “OK, een stoep is een makkie en op de balk ben je best goed.” Ze knikte, want dat is precies wat ze net zei. “Denk daar maar eens aan terug. Je staat voor de balk, en je bent aan de beurt. Zie wie er staan te kijken, hoor de doffe geluiden van de gymzaal, het gegiechel van je klasgenootjes en misschien ruik je zelfs het magnesium op je handen. Wat denk je, wat voel je?” Heel parmantig stond ze daar ineens, bijna eigenwijs. Haar oefening op de balk gaat ongetwijfeld goed.
Even later stond ze weer op het plateautje. “Denk aan de gymzaal, je staat alsof je zo op de balk gaat.” Ze vindt het nu helemaal niet meer eng, maar net zoals met de balk, leuk en spannend. Voorzichtig maar zeker, zette ze haar eerste voet neer. Ze hield even haar adem in. Dan schuifelt ze verder en zet haar tweede voet erop. Ze hoort haar vriendinnen en loopt rustig voetje voor voetje over de balk … en plotseling lag ze in de armen van de wijze man. Ze lachte: “Ik liep over het touw!”. Keer op keer klom ze omhoog en liep over het koord. Uiteindelijk lukte het haar de drie meter naar het andere plateautje aan een stuk te lopen.
Ze was heel blij, maar toch niet helemaal. “Ik loop, ik dans niet” concludeerde ze. “Ik ben een soort olifant op het koord.” Hij liet haar flink nadenken door te vragen wat dansen dan anders is dan lopen. Na een tijdje wist ze het. Ze heeft haar vriendinnetje wel eens gezien tijdens een balletuitvoering. Ze lachte er bij, hoe moeilijk het ook was, en het leek alsof ze zweefde. Daar konden ze mee verder. Hij liet haar denken aan die ene vriendin. Wat ze dan precies doet, en hoe ze dat doet. Toen ze stopten, vond hij dat zij het prima had gedaan. Ze is een snelle leerling, heeft een goed gevoel voor evenwicht, en ziet er vriendelijk uit. Ze lijkt zeker niet meer op een olifant, maar ietsiepietsie meer balletachtig zou geen kwaad kunnen. “Maar ja, je doet ook geen ballet.” Ze knikte.
Indruk
Dat haar vader aan het eind van de dag apetrots was, spreekt voor zich. Zijn dochter als koorddanseres! Wie had dat ooit gedacht. De hele verdere week vertelde ze honderduit over haar avontuur. Aan haar vader, haar broer, de buren, en aan iedereen die het maar wilde horen. En niet te vergeten natuurlijk op school tijdens haar spreekbeurt. Ze legde uit hoe het kan dat clowns zo grappig zijn, wat de dompteur denkt, en niet te vergeten over wat ze zelf heeft ondergaan en wat ze daarbij dacht. Alleen dat ze zichzelf op een olifant vond lijken, liet ze weg. Ook sprak ze over de slimme vragen die de wijze man stelde. En dat iedereen het koorddansen kan leren. Of zelfs aan de trapeze vliegen.
Het dagje circus had meer indruk op haar gemaakt dan ze zelf door had. Tijdens het gym-uur, wanneer ze zag dat een van de andere meisjes de balk wel erg eng vond, zei ze “Denk maar dat het een stoeprand is, want daar zag ik je in de pauze zelfs over huppelen.” Of bij de bok, “denk maar dat het je vriendinnetje is die bok staat.” Als iemand baalde dat hij viel of iets verkeerd deed, zei ze dat dat betekende dat degene aan het leren was. Zelfs haar vader keek haar af en toe ongelovig aan, wat een wijsheid had die kleine meid.
Als aandenken had ze bij het afscheid van de wijze man drie jongleerballetjes gekregen. Hij had het even voorgedaan en zei indringend: “Kijk en luister goed”. Als ze de glimmende balletjes uit de vensterbank in haar kamertje pakte, eraan rook en haar ogen dicht deed, hoorde ze hem niet alleen zeggen dat ze goed moest kijken en luisteren, maar dan leek het ook weer alsof ze even in het circus was. Ze hoorde de hoeven trappelen en voelde de rook weer in haar neus prikken. Wanneer tijdens het oefenen de ballen echter alle kanten op vlogen, riep haar broer dat ze het nog steeds niet kon. Vrolijk riep ze dan terug: “Het gaat wel steeds beter!”
De regen is opgehouden, mijn verhaal is af, en ik heb nog maar n tip: ervaar het zelf!
P.S. Als mijn blik toevallig weer over de uil op de kalenderplaat glijdt, valt het me op dat hij eigenlijk meer goedkeurend kijkt. Zou ik iets van zijn wijsheid hebben overgenomen?